Meer met vis
Verse vis. Dat begint met de liefde voor vis. Precies weten hoe vis leeft, voelt en smaakt. Maar ook hoe je vis bereidt en verwerkt in mooie recepten. Arthur Koelewijn zit vis op de huid. Vanuit een lange familietraditie zoomt het bedrijf in op alle kenmerken van verse vis. Het resultaat is puur vakmanschap, creatieve ideeën en een uniek oog voor heerlijke vissoorten en visproducten.
Wij vinden dat iedereen moet kunnen genieten van verse vis. Daarom onderscheiden we ons met unieke visideeën en heerlijke visrecepten. Van mooie roerbakschotels, gemarineerde vis, vissoepen en vislasagna’s tot gebakken visschotels en exclusieve (geportioneerde) vissoorten zoals zeeduivel, tonijn en zwaardvis.
Vis is vis. Niets is minder waar. Het is de kunst om verse vis precies aan te laten sluiten op de smaken, wensen en eisen van onze klanten. En dat betekent: creatief meedenken, slim inkopen, recepten bedenken en vooral: onze klanten nét even verder laten kijken dan de vertrouwde producten. Altijd even gezond. Even lekker. Even vers. Dat is Arthur Koelewijn. Natuurlijk vis!
Vishandel Koelewijn door de jaren heen.
Een kijk op de visdetailhandel toen en nu.
Mijn overgrootvader werd geboren in Bunschoten in 1870. Vanaf zijn 8ste jaar ging hij op een kotter mee vissen op de Zuiderzee. Mijn grootvader werd geboren in 1901 en ging als jongen van 12 jaar vis uitventen in Baarn en Amersfoort. Doordat opa al op jonge leeftijd zijn handelsgeest had ontwikkeld kwam hij tot de conclusie dat het voor hem beter zou zijn om naar het Zuiden van het land te verhuizen om aldaar zijn vis te gaan uitventen. In het Zuiden was nagenoeg geen vis te koop. In 1929 verhuisde Opa, intussen getrouwd, naar Eindhoven. Hij ging venten met een bakfiets in de omgeving van Eindhoven.
Mijn vader is in 1934 geboren en had 2 oudere broers. Later werd nog een broer en een zus geboren. Wegens zijn astma werd hij vlak na de oorlog door het Rode Kruis naar Zwitserland gestuurd waar hij een paar jaar koeien heeft gemolken. Toen hij in 1951 terug naar Nederland kwam ging hij mee venten met zijn broers. Ze hadden toen 2 bakfietsen. Ook had opa in 1939 een viswinkel geopend aan de Heezerweg in Eindhoven. In de winkel zwaaide oma de scepter. Opa ging ’s ochtends vroeg de vis kopen en de kinderen gingen venten. Ook bezette opa samen met zijn zoons verschillende markten in Eindhoven.
Mijn opa kocht zijn vis bij de firma Wijnbelt, uit Woudrichem (Deze firma had uitsluitend vis die gevangen was in de Zuiderzee). De vissoorten die daarvandaan kwamen waren botjes, paling, zoetwaterharing, spiering, brasem, voorn en snoekbaars.
Ook kocht hij vis in Ymuiden bij de firma`s Ben Klaver en Toon Borghout. Daarvandaan kwam tong, schol, schar, wijting, schelvis, grote en kleine kabeljauw, bakharing, makreel, doornhaai, kongeraal, wolf, rog, tarbot en griet. Alle vis was heel, geen filets of schoongemaakt. Zo werd de vis ook verkocht. Opa had geen schoongemaakte vis.
De vis werd in Eindhoven per trein aangeleverd, verpakt in ronde manden met een deksel. De vis lag in die manden op rieten matten, met wat ijs ertussen. Dat ijs was natuurlijk in de warme maanden allang gesmolten. Het was in die tijd dus ook zaak om de vis dezelfde dag te verkopen. Mijn opa en zijn zoons kochten ijs in staven bij de firma Coolen, een ijsfabriek. Tegenwoordig bevindt zich in die fabriek het Dafmuseum.
Ook werd er natuurlijk haring verkocht. Die kwam allemaal van Ouwehand. Hij zat toen in houten tonnen van 500 tot 1000 stuks.
De haring moest eerst 12 uur worden afgepekeld in een bad met water. ‘S avonds in het bad en de morgen daarna er weer uit. De haring werd op de markt en tijdens het venten ter plekke schoongemaakt en dat was allemaal dubbeltjes werk.
In de periode rond 1955 was het gedaan met de manden met vis en werd de vis voortaan aangeleverd in houten kisten van 40 kilo.
Ook begon in die periode de verkoop van de zogeheten `groene haring`. Deze haring werd op zee gekaakt en heel licht gepekeld. Deze haring werd direct na de vangst aan wal gebracht. Dit was natuurlijk een fantastisch vers produkt en de verkoop steeg in de jaren die daarop volgden explosief.
Mijn vader begon in 1957 voor zichzelf. Hij opende een vishalletje in het Heggestraatje te Geldrop en ging naar verschillende markten. In 1961 opende mijn vader samen met mijn moeder een viswinkel aan de Langstraat te Geldrop. Mijn moeder deed de winkelverkoop en mijn vader ging naar de markt. Hij stond iedere week op 15 markten in de omgeving van Eindhoven.
Aan het begin van de week (maandag, dinsdag en woensdag) was de verkoop van vis zeer slecht. Op donderdag en vrijdag daarintegen liep het storm. Dat werd mede veroorzaakt door het katholieke gebruik om op vrijdag vis te eten.
De nieuwe haringverkoop lag begin jaren 60 op zijn top. Door de ontwikkeling van de koeling was het nu dus mogelijk om een heel licht gezouten haring te verkopen. Doordat de haring op zee gekaakt en gepekeld en gekoeld werd was de heel zwaar gepekelde haring niet meer gewild, hoe minder zout hoe lekkerder.
In 1965 kwam er echter abrupt een einde aan de verkoop van de ‘groene haring‘. In Rotterdam waren mensen gestorven door het eten van haring. Na onderzoek kwam men erachter dat dit door de haringworm kwam. Van de ene dag op de andere werd er natuurlijk geen haring meer gekocht. De regering stelde een onderzoek in en kwam tot de conclusie dat als de haring minimaal 24 uur wordt ingevroren de worm gedood en onschadelijk is. Er kwam in 1969 een verordening van het productschap vis die verplichte dat iedere haring dat proces moest ondergaan. De haringbedrijven zijn vanaf toen de haring gaan verpakken in emmertjes.
In maart 1977 was er een nieuw probleem in de haringsector. Er kwam namelijk een algeheel haringvangstverbod voor Nederland. Op dat moment zijn de Denen, die geen verbod hadden, op haring gaan vissen en die op grote schaal aan Nederlandse bedrijven gaan verkopen. Ze hebben zich daarin zo sterk gemaakt dat dat tot op heden nog zo is. Het haringvangstverbod duurde tot oktober 1981.
Rond 1970 kwam er een begin aan de aanvoer van gefileerde vis. De vis was nog steeds heel goedkoop en op die manier kreeg de vis ook een meerwaarde. Het begon met kabeljauw- en koolvisfilets en later werd ook schol, wijting en schelvis gefileerd.
In 1973 sloten mijn vader en moeder de deuren van de viswinkel. Door de slechte gezondheid van mijn vader was het allemaal te zwaar geworden. Mijn vader en mijn moeder gingen samen de markten af.
Intussen liepen er ook 3 kleine Koelewijntjes rond. Ikzelf was in 1970 geboren en ik had 1 oudere broer en 1 oudere zus.
Mijn ouders besloten in 1982 te emigreren naar Spanje. Mijn broer studeerde op de universiteit, mijn zus had net haar VWO afgerond, en ging in de zaak werken en ik verhuisde mee naar Spanje.
Na een paar jaar was mijn zus gestopt in de vis om zich te richten op het opvoeden van haar kinderen en had mijn vader een bedijfsleidster aangesteld om de zaak aan te houden. Hij zelf ging regelmatig naar Nederland om een oogje in het zeil te houden.
In 1986 nam de bedrijfleidster haar ontslag en wilde mijn vader de zaak aan de kant doen. Ikzelf nam toen op 16 jarige leeftijd de beslissing om te remigreren en de zaak over te nemen. Mijn ouders gingen akkoord, met dien verstande dat ze mee gingen om me te begeleiden.
Dus kwam ik op 1 maart in Nederland aan. Mijn vader stuurde me eerst naar Friesland, waar hij een kennis had die een groot visverwerkingsbedrijf had. Bij de firma Sterk in Lemmer heb ik in 2 maanden geleerd hoe ik vis moest fileren. Intussen hadden mijn ouders de verhuizing geregeld en kon ik op 1 mei beginnen bij mijn vader.
We stonden op dat moment op 9 markten en gingen daarheen met twee auto’s en twee gekoelde aanhangers. Alles ging nog steeds heel primitief. We hadden een werkplaats van niet meer dan 50 vierkante meter oppervlakte, waarvan slechts de helft met golfplaten was overdekt. Daar stond een koelcel, een W.C., en een wasruimte met een wasbak en een ligbad. De afwas deden we in de wasbak en afspoelen met de douche van het bad. De natte marktzeilen werden over een waslijn onder het afdak gehangen en kreukels en krabbetjes werden op een los gaspitje ergens onder het afdak gekookt.
Datzelfde jaar vond mijn vader een geschikte locatie om ons bedrijf definitief te vestigen. In Nuenen, op het industieterrein Eeneind I stond een mooie hal te koop. Daar zijn we toen naar verhuisd. In eerste instantie verhuurden we de helft van de hal en de kantoren aan derden, maar met de komst van onze verkoopwagens kwam daar een eind aan.
Intussen was ons assortiment behoorlijk uitgebreid. Zo was ik begonnen met vis bakken, wat mijn vader vanwege zijn astma nooit had kunnen doen. Ook ging ik me verdiepen in andere mogelijkheden zoals het opmaken van schotels en het verkopen van andere vissoorten en visproducten.
In 1993 kochten we verkoopwagens. Eindelijk geen gesjouw meer met kramen en zeilen, geen last meer van zware stormen en geen problemen meer met koelen.
In de jaren daarop veranderde ons assortiment ook. Er kwam meer vraag naar kant en klaar producten en iets wat ik al eerder had geprobeerd zonder resultaat , ging nu ineens wel. Ik denk nu aan roerbakschotels, gemarineerde vis, vissoep, lasagna’s met vis, gebakken visschotels en noem maar op. De traditionele vissoorten zoals een scholletje en een schelvisje werden ook steeds minder verkocht, maar de meer exclusievere vissoorten zoals zeeduivel, tonijn en zwaardvis gingen als warme broodjes over de toonbank. Ook begon ik op grote schaal vis te portioneren, zodat de mensen mooie per persoon afgestemde stukjes filet konden kopen.
Mijn idee was, en is nog steeds, dat vis vers hoort te zijn en dat de toegevoegde waarde een belangrijk onderdeel van de verkoop is. Daarom ben ik recepten gaan uitdelen, die mijn klanten erg waarderen. Ook het vacuüm verpakken van vis hoort bij een goede service. En netjes een kassabon na het afrekenen erbij, zodat de klant zelf kan contoleren of alles correct is gedaan. Deze website zie ik gewoon als een stukje service naar mijn klanten toe. Ik hoop dat u er veel plezier aan beleeft,
Vriendelijke groeten en wellicht tot ziens op de markt , Arthur.